FEBRUARI
28022023
iets gehoord over Noorderlicht
wat ik net had gezien
wonder
baarlijk
mooi
vergezicht
vol dageraad & bovendien
adembenemend
sfeervol mooi
de toon meteen gezet
de winter prikt
wat in de dooi
vol glimlachjes
& ijsjespret
28022023
daken zomers oranje
tot halverwege flat
zo'n zonnetje dat vang je
zelfs zonder te beseffen dat
groen smaakt naar lentegeuren
de hemel
koningsblauw
ijsdauw vol warme kleuren
& dan pas voel ik plots de kou
joepi
een nieuwe winterprik
hou het hoofd
alvast cool
mijn hartje bonkt
spelt limerick
cursief gedrukt
ook met gevoel
28022023
amai
wat friskes aan de vis
weet niet wat dat betekent
alleen dat het dus friskes is
door ijspegels getekend
27022023
ik was het echt niet meer gewoon
wat licht brak alvast binnen
wentel me verder in de droom
moest aan de dag beginnen
neurie
vast vals
vakantiedeun
een zwartgevlekt geel beest
ontsnapt stiekem
een gek gekreun
geld
voor wie mijn gedachten leest
geldt voor wie mijn gedachten leest
getaffel
ga wat dralen
zoek tijd
die ik dan rek
mijn fietske buiten halen
dan toch maar naar
het werk vertrek
2627022023
de vlokken in mijn hoofd
ruiken verdacht naar sneeuw
een dubbelzinnig woord
de geintjes
worden nooit teveel
toch gaat er iemand tellen
ijs ontdooit in een plas
komt hilarisch vertellen
tot tien
niet eens de moeite was
een avondje
in classic chique
we gaan een feestje bouwen
in de lucht hangt wat
romantiek
op vlaggetjes
aan touwen
gebakken spek
glad
in een pan
molshopen
grote bulten
in zweettenue genieten van
gin tonic die we smulden
ook dinertime
met meesterkok
we grapten en we grolden
het kontje
zwaait op beats
ge'rock
voldaan weer huiswaarts bolden
21022023
mijn rit
voelt als
auto
matic
ben een soort van piloot
hap naar wat lucht
waarin ik stik
CO2
nee
geen knappe stoot
dan schrik ik plots klaarwakker
ben al voorbij die school
wat verderop de bakker
davert de lijn
bus
van
VanHooll
dan voel ik pas de miezer
was er de hele tijd
de zon vandaag verliezer
morgen weer straalt
vol aardigheid
20022023
zag door het bos geen bomen
ze waren er nochtans
had het niet voelen komen
het daglicht zat
vol spiegelglans
dus schrok ik van mezelf
al was het maar heel even
onder kreupel & houtgewelf
de dwergen
staan op
zeven
gekras van scherpe takken
struikel over een stronk
doch laat de moed niet zakken
mijn aandacht trekt een vuurvliegvonk
dus ga alweer verdwalen
steeds dieper in het woud
verrast
benieuwd
verhalen
en vang een straal vol zonnegoud
17022023
ik ben een doel
trek lijkbleek wit
doch iemand scoort een punt
de pijl die rond mijn middel zit
bewust
gericht
geen megastunt
17022023
mijn adem haalt me in
ik trap mezelf buiten
terwijl ik het verzin
breekt daglicht door wat ruiten
voor mij ruik ik een dampend spoor
een sigaret die vonkt
die fietser die is duid'lijk smoor
de peuk nu hélaas op de grond
een tiener vlamt op batterij
vol
mondig
door het rood
4 wielen razen snel voorbij
raakt iemand
misschien
hersendood
kom aan een kruispunt
ook van rechts
iemand die niet wil stoppen
het scheelt maar amper
bijna
slechts
mijn hart gaat sneller kloppen
tik
bijna fout
't schol echt geen haar
waarom iemand zo deed
ik hap naar lucht
amper bedaar
voorzichtigkes
weer verder reed
16022023
wild krijsende kraaien
doen denken aan die nacht
de berm
oudjaar
uitzwaaien
nieuws
gierend
naar wat op me wacht
16022023
op wandel ginds 2 honden
het baasje is er bij
die elkaar goed verstonden
een band gesmeed
alsook de lei
16022023
30 in een rondje
ga over de limiet
wat verderop
daar stond je
rechtdoor
waar ik het pad verliet
15022023
als straatlichten gaan doven
ben ergens halverwege
blik achterom
naar boven
de maan knipoogt
haar zegen
en laat de dag beginnen
het land
een veld hangt vol met mist
waaruit de zon gaat klimmen
donker wordt zachtjes uitgewist
bij aankomst sliert de hemel rood
vol tinten van de dageraad
de vuurbol groeit
van klein
naar groot
met stille trom de nacht verlaat
15022023
een handschoen en een krabber
een voertuig dat al ronkt
een pedaal met een trapper
ontmoeting bij de ochtendstond
15022023
de dag is al aan 't klaren
de vrieskou bij vertrek
van krommenaas gebaren
of hou een ander voor de gek
de maan
zand in de ogen
het voetpad vol met zout
goed oplossingsvermogen
toch voor wie van vraagstukken houdt
14022023
een fluo vest roos-geel-geel-roos
een achterlicht dat pinkt
verhalen uit de oude doos
een schip kapseist
& stilaan zinkt
iemand gaat kopje onder
ik denk dan aan een drenkeling
blubt smekend om een wonder
de reddingsboei
zo
net
niet ving
zwaait crawl
op eigen krachten
getrokken door wild water
grapjes waarom we lachten
geheimen volgen later
doorweekt de oever toch bereik
de storm verloor
gaat liggen
modder ebt weg
een spoor in 't slijk
zee ge vieren 3 biggen
14022023
ik heb bezoek
het is een spin
met langgerekte poten
die heeft het duid'lijk naar haar zin
door schaduw overgoten
daardoor lijkt ze gigantisch groot
in 't echt bijna niet zie
de kleinste kamer
billen bloot
de spin meteen ribbedebie
13022023
ik zie voor mij 1 witte waas
koude trekt door mijn jas
op maandagochtend
voel me dwaas
alsof alles nog weekend was
door mist beperkt in zicht
denk aan piste dertien
iemand verliest zijn evenwicht
& daarna ook nooit meer gezien
ik zie de nacht verdwijnen
alsook een gekke jogger
die loopt zich vast wat bleinen
zijn tred wordt alsmaar logger
de werkweek staat voor de deur
ik fiets er vast naartoe
de drukpersen gevuld met kleur
in folders check ik een tatoe
alleen kan ik niet kiezen
verander snel van koers
voordat ik ga bevriezen
zo'n zwarte inkt heeft ook iets stoers
12022023
het spoor knettert nu rechts van mij
3.70 op mijn loopje
wat hartjes
valentijn nabij
wie neemt me in het ootje
gek woord
wat wil dat zeggen
ik zoek het even op
doch niemand kan me zeggen
voor wie ik dan
bloemen verstop
ze groeien groen en warm
hun stempels
kussen
geel
liefde die ik omarm
& die ik ook met an'dren deel
10022023
de beelden op mijn netvlies
duiken uit 't niets en op
gedachten die ik dan bevries
of misschien in wat woorden stop
10022023
ik slalom op het voetpad
tussen vuilbakken door
ik hoor miauw
het is een kat
van wie ik het ontbijt verstoor
09022023
de koe koekt in de verte
mijn doel bereikt
al licht
allicht
een ongeluk versperde
de eindrubriek van mijn gedicht
09022023
de bomen stonden leeg en kaal
dat viel me nu pas op
de snelweg links van mijn verhaal
een auto vlamt
gaat overkop
ik tuur dan tussen takken door
verkeer
chaos
de crash
blauw zwaailicht in de verte hoor
het einde in een nieuwskrant las
09022023
ik trek een spoor
't is bibberkou
een aanstormende tram
ik denk da's nipt
of misschien gauw
de oversteek toch nog snel nam
09022023
nog nacht als vogels fluiten
in dagen die gaan lengen
hun lok roept me naar buiten
om daglicht te vermengen
maar toch nog halfduister
de buurt nog slaapt ronkt stil
blik naar omhoog en luister
alsof de maan wat zeggen wil
08022023
ik bloos wat warmte in een buf
beweeg alsook verlam
adem bervriest terwijl ik puf
& trek wat spieren stijf en stram
en cross dan door wat scherven
denk aan een lekke band
die pretjes doen bederven
vingers bevriezen aan mijn hand
ik weet nochthans van wanten
dat dat veel warmer voelt
wind tocht langs alle kanten
mijn tenen ook al afgekoeld
zo zalig cool genot
de wind snijdt door mijn vel
ijskoud tot op het bot
blik naar de maan
terwijl vertel
07022023
de autoruiten zagen wit
de vorst bezoekt het land
en glijdt daarbij
na
in een split
nog snel grabbelt iemand zijn hand
de vijver staat vol krassen
van supersnelle schaatsen
ik zou toch maar oppassen
als ijs zon gaat weerkaatsen
de vissen snakken naar wat lucht
we kappen snel een wak
en plonsen weer met bubbelzucht
en dan hoor ik
een luide
KRAK
water gaat weer stil klotsen
in riet verschiet een ooi
gevaar
breuken
& schotsen
de vorst verloren van de dooi
07022023
ik zie de maan in dubbelzicht
mijn blikveld is vertroebeld
de hemel kleurt in fel wit licht
het wegdek ligt geboebeld
06022023
ik zie een slipspoor op de grond
graden gaan weer in min
gebrabbel dat ik niet verstond
articuleren
zonder zin
gebibber tussen lippen
kaken stijf op elkaar
warm aan jenever nippen
terwijl ik naar de winter staar
verkrampen van een vingerkoot
beweeg snel met de tenen
mijn wangen kleuren vurig rood
als kristallen verschenen
zo zalig toch die koude dip
de hemel trekt strak blauw
daarna verlies ik alle grip
en glijd weg in de ochtenddauw
06022023
de straat versierd
vol oud papier
ik glip snel weer naar binnen
en grabbel naar een doos of vier
vol teksten
&
volzinnen
03022023
een felle koplamp
straffe faar
en zie geen steek voor ogen
de ochtend sluipt
op weg
gevaar
goed inschattingsvermogen
verslik me in veel wielen
ik ga ze niet meer tellen
zit snelheid op de hielen
de wind
zucht
zonder bellen
ook tijd raast zomaar snel voorbij
de vuilkar naast de bus
blokkeert de baan
wacht in de rij
de stank
draai bijna van mijn sus
snak daarom ook naar frisse lucht
de hemel gaat al klaren
de zwaluwzwerm in vogelvlucht
zo vliegen ook de jaren
02022023
vermoeidheidsdip
het medicijn
vervreemd
voel me zo dwaas
de nacht al lang ochtend moest zijn
de middag boterham met kaas
word mottig als ik wankel
& dan weer heel verward
het middaguur
op wandel
het ritme van snel kloppend hart
mijn maag kan er niet tegen
krimpt telkens in elkaar
bijna bijeen te vegen
waarom voel ik me toch zo raar
totdat de bijsluiter vertelt
zie letters in een waas
de droge mond alsook voorspeld
getinteld
prikkelt weer mijn blaas
01022023
de haaietand
een stuk of zes
ver
tel
ze
als ik stop
de file als een trechterfles
het ringpad zit weer helemaal strop
01022023
een blikje op de weg
niet netjes opgeborgen
milieu
bewust
zijn
pech
me(n)taal & weggeworpen
een vuilbak in de straat
blikt
veld
maar niet bereikt
een kaakslag voor klimaat
een stort
waaronder het bezwijkt